Ga naar hoofdinhoud

Versnellingsadvies ‘Toekomstbeeld circulaire bouweconomie 2050’ zet in op systeemveranderingen

Het vorige Transitieteam Circulaire Bouweconomie heeft de afgelopen jaren hard gewerkt aan de inrichting van het zogenoemde ‘basiskamp’. Dit bevat de benodigde instrumenten, hulpmiddelen en voorwaarden om de volgende etappes van de route naar een circulaire bouweconomie te doorlopen. Maar is dit voldoende? Enkele leden van het Transitieteam vormden een werkgroep met de naam ‘lange termijn & systeemverandering’ om te onderzoeken of er méér nodig is om de ambities waar te maken. Hun belangrijkste advies aan het nieuwe Transitieteam: om de daadwerkelijke stappen van een lineaire naar een circulaire economie te zetten, zijn systeemveranderingen noodzakelijk.

Wat is er nodig? Die vraag stelde de werkgroep aan 20 experts met wie toekomstscenario’s werden uitgewerkt voor een volledige en functionele circulaire bouweconomie. De uitkomsten zijn gepresenteerd in het versnellingsadvies ‘Toekomstbeeld circulaire bouweconomie 2050’. Het bevat diverse aanbevelingen aan ministeries, andere overheden en aan het nieuwe Transitieteam.

Systemisch

De grootste uitdagingen van de transitie zijn niet zozeer technisch van aard, maar systemisch, constateert de werkgroep. Deze liggen onder meer op juridisch, economisch en financieel terrein. Als die niet worden opgelost, komen we niet verder. De werkgroep sluit hiermee aan bij de redenering van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dat we tot nu toe vooral circulaire maatregelen in een lineair systeem onderbrengen. Om de doelen voor 2050 te bereiken, moet het systeem in zichzelf circulair worden.

Fiscaal systeem

Een eerste struikelblok dat in het advies aan bod komt, is het fiscale systeem. Op dit moment bevat dit nog onvoldoende prikkels om circulaire toepassingen te stimuleren. Om hierin verandering te brengen, is het bijvoorbeeld nodig om de externe kosten van bouwactiviteiten op milieu en maatschappij te verrekenen in de prijs. Daarnaast is het belangrijk om de thans hoge kosten van arbeid te verlagen, zodat hergebruik een economisch aantrekkelijkere optie wordt. Zo kunnen vakmanschap en sociale zekerheid weer terugkeren in de economie. De werkgroep benadrukt het belang dat deze maatregelen samen worden ingevoerd zodat het niet alleen een groene transitie wordt, maar ook een inclusieve en sociale transitie. 

CO₂-budgetten

Een tweede belangrijke systeemverandering is de introductie van CO₂-budgetten. Hiermee kunnen organisaties hun investeringsbeslissingen en bedrijfsvoering verantwoorden binnen hun budgettaire mogelijkheden. De financiële afdeling kan erop toezien dat het budget niet wordt overschreden. Dit is geen nieuwe gedachte; Europese emissiehandelssysteem EU-ETS maakt al jarenlang gebruik van het concept CO₂-budgetten om de uitstoot van industriebedrijven terug te brengen. Het gebruik van CO₂-budgetten kan organisaties ook helpen bij de uitvoer van de Europese richtlijn voor duurzaamheidsrapportage CSRD, die hen verplicht om te rapporteren over hun uitstoot.

Gidsland 

Een derde benodigde systeemverandering die de werkgroep signaleert, is de noodzaak om internationaal perspectief te houden. De bouw, en ook de circulaire economie, houdt niet op bij de Nederlandse grens. Een belangrijk deel van het beleid en regelgeving wordt Europees vastgesteld. Om de Europese processen te versnellen (en niet zelf afgeremd te worden) en te zorgen dat beleid en normering goed aansluiten bij de Nederlandse praktijk is het van groot belang dat Nederland een actieve rol neemt als gidsland in Europa, luidt het advies.

Integrale aanpak

Een vierde voorwaarde die de werkgroep noemt, is de noodzaak om circulariteit integraal onderdeel van beleidsvelden, processen en beslissingen te maken. Nauwe verbinding met andere transities een vereiste, zoals de energietransitie, klimaatadaptatie en het principe ‘water en bodem sturend’. Denk hierbij ook aan een onderwerp als leveringszekerheid. Rijkswaterstaat heeft al een studie uitgevoerd naar de internationale beschikbaarheid van een aantal strategische bouwmaterialen, die onmisbaar zijn voor onze economie.

Randvoorwaarden

Naast systeemveranderingen onderscheidt de werkgroep twee randvoorwaarden die nodig zijn om de transitie naar een circulaire bouweconomie te versnellen. De eerste is de ontwikkeling van fysieke materiaalhubs om bouwmaterialen tijdelijk op te slaan, optimaal te hergebruiken en hun waarde te laten behouden. Hiermee kunnen vraag en aanbod beter worden gebalanceerd. Een tweede randvoorwaarde is digitalisering. Zo kan bijvoorbeeld de inzet van Artificiële Intelligentie (AI) helpen bij het ontwikkelen van slimme en efficiënte bouwprocessen die naadloos op elkaar aansluiten en verduurzaming op de bouwplaats mogelijk maken. 

Lees hier het versnellingsadvies ‘Toekomstbeeld circulaire bouweconomie 2050’