Ga naar hoofdinhoud

“We moeten meer over waarde nadenken dan over kosten”

Maarten Schäffner

Werk: Witteveen+Bos en Brancheambassadeur voor Koninklijke NLingenieurs
Opleiding: Bouwkunde, TU Eindhoven
Persoonlijke inspiratie: De hongerige stad – hoe voedsel ons leven vormt van Carolyn Steel.

Maarten Schäffner is al sinds zijn studietijd, inmiddels ruim vijftien jaar geleden, gepassioneerd bezig om het thema duurzaamheid vorm te geven. “Die interesse begon met mijn vader. Hij installeerde zonnecollectoren en een nortonpomp voor water, lang voordat dat gebruikelijk werd.”

Bij zijn werkgever Witteveen+Bos motiveert die passie hem om een duurzame aanpak voor GWW-projecten te ontwikkelen. Ook heeft hij een actieve rol bij het verduurzamen van de bedrijfsvoering van zijn werkgever. “In de loop der jaren heb ik me ontwikkeld tot specialist in klimaatmitigatie en circulariteit.”

Welke rol vervulde je in het Transitieteam?

“Namens NLingenieurs ben ik branche-ambassadeur in het Transitieteam. Dat beschouw ik als een haal-en-breng-functie. Met de kennis vanuit mijn branche wil ik de discussie in het team op een hoger niveau brengen. Andersom kan ik met de input vanuit het Transitieteam ook nieuwe kennis delen met mijn achterban. Omdat er veel over beleid wordt gepraat, vind ik het ook mijn verantwoordelijkheid het perspectief van marktpartijen goed te belichten en de vertaalslag naar de praktijk te maken.”

Je hebt je beziggehouden met losmaakbaarheid, carbon-based design, circulariteit meten, materialenpaspoorten en circulair ontwerpen. Wat vind jij de belangrijkste ontwikkeling?

“De aanpasbaarheid van een bouwwerk is erg belangrijk. Je wilt de onderdelen in de toekomst kunnen remonteren en hoogwaardig hergebruiken. Om die losmaakbaarheid en herbruikbaarheid meetbaar te maken hebben we voor de GWW een instrument ontwikkeld: de Losmaakbaarheidsindex. Daarmee krijgt een ontwerper inzicht in de flexibiliteit van zijn ontwerp. Is bij een brug het brugdek bijvoorbeeld makkelijk remonteerbaar? Of bij een tunnel het ventilatiesysteem?”

Meetmethodiek voor losmaakbaarheid

Om binnen een circulaire bouweconomie hergebruik optimaal te faciliteren, is het van belang dat onderdelen uit bouwwerken los te maken zijn. Door bouwwerken zo te ontwerpen dat verbindingen niet vast maar losmaakbaar zijn, kunnen onderdelen hoogwaardig worden hergebruikt en worden waardedegradatie en afval voorkomen.

Om ontwerpers, architecten en constructeurs te helpen bij losmaakbaar ontwerpen en beter inzicht te krijgen in de mate van losmaakbaarheid en mogelijke verbeterpunten, is in opdracht van het Transitieteam voor zowel gebouwen als voor bouwwerken in de infra een meetmethodiek ontwikkeld. Bekijk ze beide via Circulaire Bouweconomie door te selecteren op ‘methode’.

Op welke activiteit of welk resultaat van het Transitieteam ben je het meest trots?

“Het is heel makkelijk om te blijven hangen in kleine stapjes, maar het Transitieteam heeft ruim en groot durven denken. Dat vind ik een belangrijke verdienste. Zo hebben we een toekomstbeeld voor 2050 geschetst en verschillende scenario’s opgesteld om daar te komen. Onderdeel daarvan was het ontwikkelen van een gemeenschappelijke taal en eenduidige meetmethoden.”

Wat wil je het volgende Transitieteam meegeven?

“Focus meer op ketensamenwerkingen. Vroeger konden wij als ingenieurs problemen ter plekke in kaart brengen en oplossen. Nu zijn de maatschappelijke opgaven veel breder. Denk aan circulaire wegenbouw: daar zijn veel partijen voor nodig die elkaar moeten helpen. In het algemeen vind ik dat we meer over waarde moeten nadenken dan over kosten. Is een tunnel duurder dan een brug, maar creëert die oplossing meer ruimte bovengronds? Overweeg dan een tunnel, want die heeft meer toekomstwaarde. Verder vind ik dat we nog te veel innoveren in de marge. Er is weliswaar een Betonakkoord, maar er is nog geen disruptieve oplossing om circulair beton te produceren. Dat komt doordat er grote belangen in het spel zijn. We zijn nu als het ware bezig om een systeem te optimaliseren dat eigenlijk verkeerd is. Beton heeft volgens de huidige rekentools soms een lagere milieuimpact dan composiet, terwijl dat in potentie een veel duurzamer materiaal is. Juist composiet moet doorontwikkeld worden, met bijvoorbeeld betere lijmsoorten, en de rekennormen moeten daar vervolgens op aangepast worden.”

Meer weten over de resultaten van het Transitieteam?

Op circulairebouweconomie.nl vind je meer informatie over het transitietraject.